Haken is de ideale hobby: met een bol wol en een haaknaald kun je overal en altijd werken aan de meest praktische en leuke creaties. Maar voordat je de aan grootse projecten begint, moet je eerst de verschillende haaksteken leren.
Verschillende steken
Voor een basislapje gebruiken we de basissteken: de losse en de vaste. Maak hiermee eerst een aantal projectjes voordat je nog meer haaksteken gaat leren.
Beginlus en lossen
Eerst heb je een beginlus nodig. Wikkel de draad twee keer om je vinger. Pak de achterste draad op en leg die voor de voorste draad. Pak nogmaals de (nieuwe) achterste draad op en laat die van je vinger glijden. Je hebt nu een lus om je vinger. Steek je haaknaald erdoor en trek de lus aan. Sla de draad om je haaknaald en haal de draad door de lus. Dit is de losse.
Maak een ketting van lussen, tot je de gewenste breedte van je lapje hebt. Hiermee kan je starten om allerhande figuren of patronen te maken. Via de blog van Kristel kan je honderden leuke patronen vinden voor alle niveau’s van hakers – ook voor complete beginners die voor de eerste keer een haakprojectje starten!
Omkeren en vasten
Om aan een nieuwe rij te beginnen, haak je een extra losse en steek je de haaknaald in de voorlaatste lus. Je hebt nu twee lusjes aan je naald. Sla de draad om je naald en haal deze door de eerste lus. Sla de draad weer om je naald en haal deze door de tweede lus. Je hebt nu de eerste vaste van een nieuwe rij gemaakt. Herhaal dit voor de rest van de rij.